In het eerste jaarverslag (1903-1904) van de ‘Vereeniging Trein 8.28’ wordt 1 oktober 1903 als oprichtingsdatum genoemd. Maar al eerder hadden een aantal heren (handelsrezigers) overleg met elkaar gehad in de exprestrein die dagelijks vertrok om 8.28 van Amsterdam naar Parijs. De afkorting H.IJ.S.M. (Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij) wordt later aan de naam toegevoegd. Bijna dagelijks hadden de heren elkaar ontmoet in deze trein van de H.IJ.S,M.
Op zeker moment kwam het gesprek op de gezondheidstoestand van kinderen in het algemeen. Het was de heer Joseph Louis Cohen (verzekeringsagent, 1860 – 1943) die het initiatief nam om ‘eenige zwakke of herstellende kinderen naar buiten te zenden tot herstel hunner gezondheid’.
Met wie deelde deze Joseph Cohen de trein? Het genoemde jaarverslag is daar niet helemaal duidelijk in. Maar aanwezig waren in ieder geval de heren Akkerhuys en Hedeman. In de woorden van het jaarverslag: ‘zij verenigden zich met de heer Cohen’. De naam ‘Vereeniging Trein 8.28’ werd bedacht door de heer Utermöhlen (uit Hoorn) die op dat moment in dezelfde coupé zat. Hij meldde zich terstond ook aan als lid. Er werd een voorlopig bestuur samengesteld. Het bestuur (dat vergaderde in trein 8.28) bestond uit: Ant. L. Akkerhuys, Langeweg 61, Watergraafsmeer, president; Léon Charles Cachemir Toulet (firma Charles Toulet, biljartmaker), Spuistraat 38, Amsterdam, penningmeester; J. Weers, Frederik Hendrikstraat, Amsterdam, secretaris; J. L. Cohen, Kerkstraat 401a, Amsterdam, en S. H. Hedeman, Blasiusstraat 5, Amsterdam, leden. Later zou het bestuur worden uitgebreid met meerdere personen tijdens een eerste officiële vergadering.
Maar eerst moesten er leden worden gewonnen. De contributie werd op 10 cent per week gesteld. Elk nieuw lid werd gevraagd direct voor 10 weken contributie te betalen. Hoewel het ledental groeide in die eerste maanden, ging het niet snel genoeg. Het was vooral Joseph Cohen die zich inzette door telkens als hij met de trein van 8.28 uur reisde vele medereizigers aansprak en vertelde over de nieuwe vereniging. Vele leden traden zoor zijn handelen op. Na 3 weken waren er al 150 leden, de opgehaalde contributie werd voorlopig op een spaarbank gezet.
Naast contributie kwamen er ook de nodige giften binnen dus: ‘spoedig was al een aardig sommetje bijeen’. Speciaal genoemd werd mevrouw Toulet, zij stortte behalve een behoorlijk bedrag ook een prachtige presidentshamer met de naam van de vereniging. Jammer genoeg werd deze hamer door de eerste president niet werd overgedragen aan de nieuwe president! Waarom hij terugtrad (zijn naam wordt niet genoemd) binnen een jaar en waarom hij de hamer niet wilde overdragen is niet bekend.
Terug naar inleiding en inhoudsopgave